MAATverhoudingen

Ga weer verder met De Standaard ontleden en mijn interpretatie er van (het blijkt dat deze pagina niet altijd helemaal laadt bij de eerste keer openen, u behoort 5 plaatjes in totaal te krijgen en met als afsluitende de Standaardbok. Als ie niet meteen goed opent, even van scherm wisselen en opnieuw aanklikken, werkt bij mij wel 🙂 ).

Bij het Fokdoel hebben we als kenmerk gelezen dat we een dier willen met een aansprekend type met HARMONIEUZE VERHOUDINGEN, verder meteen even in het achterhoofd houden dat er ook staat “Hierdoor is het leggen van extra accenten op bepaalde lichaamsdelen of andere lichamelijke eigenschappen uitgesloten.”

Verhoudingen worden bepaald door de maatverhoudingen en we spreken over de volgende maten;

Hoogte – is de verticale afstand van de bodem tot het hoogste punt van de schoft. Bij geiten tussen de 47-55cm, bij bokken tussen de 53-60cm.

Lengte – is de afstand van de voorborst tot de achterkant van de dijbespiering. Bij geiten tussen de 18-25% meer dan de hoogte, bij bokken tussen de 15-20%.

Diepte – is de afstand van de schoft tot de onderkant van de borst, net achter de voorbenen. Bij geiten ongeveer 48% van de hoogte en bij bokken ongeveer 49% van de hoogte.

Breedte – is de grootste afstand op de schouder van zijkant tot zijkant gemeten. Bij geiten ongeveer 28% van de lengte en bij bokken ongeveer 27% van de lengte.

De hoogtemaat is dus vaak de 100% van de berekeningen en een volwassen geit (vanaf 2 jaar) moet een hoogtemaat hebben van tussen de 47 en 55 cm en bokken tussen 53 en 60 cm. Uit praktijkmetingen is gebleken dat dieren zelfs wel tot 3 jaar kunnen doorgroeien en van 1-jarig (jeugddier genoemd) naar 2-jarig groeien de dieren gemiddeld ook nog paar centimeter. Om een vuistregel neer te leggen zal ik graag 5% aanhouden dat een jeugddier gemiddeld nog doorgroeit, dus zouden we bij de beoordeling van een jeugddier 5% minder hoogtemaat willen zien. Het argument van; “we weten niet zeker of die ook echt te groot wordt als een jeugdgeit 54 cm of een jeugdbok 59 cm is, ze kunnen ook blijven staan in de groei”. Dit argument is wel waar, maar als keurmeester kun je er niets mee en als keurmeester denk ik juist dat je wel van de gemiddelden moet uitgaan en als je als fokker/eigenaar er vertrouwen in hebt dat het dier niet doorgroeit, houd het a.u.b. aan en het jaar er op zal het dier dan wel de beloning krijgen die het dan verdient, maar wel dan pas. Dan meteen het bruggetje naar de meetgegevens van de Nationale keuringen. Ten eerste de opmerking dat het enorm moeilijk is om een dwerggeit exact te meten en dat we dus de meetgegevens altijd als indicatie moeten beschouwen en niet als de exacte feiten. Het oog ziet ook genoeg en dan zijn de meetgegevens de mooie ondersteuning ervan. Bij de geiten meten we de 1A geplaatste dieren en dat zijn al de uitgeselecteerde dieren bij de inzender, vervolgens lopen ze niet voor niets op kop en dus is het de kwalitatieve bovenkant van ons geitenbestand, dit zegt nog niets over de echte gemiddelde hoogtemaat bij de gemiddelde fokker. Vervolgens bij bokken worden ALLE bokken gemeten die op de Nationale keuring komen en hier heeft wel de selectie van de inzender plaatsgevonden, maar als we alleen de gemiddelde waarden van de 1A geplaatste dieren zouden pakken, krijgen we ook een mooier resultaat. Dit even als uitstapje over de gemiddelde hoogtemaat, als we het uitstapje nog even verder doen naar het VHGS Stamboek (Vlaamse Hobbyfokkers van Geiten en Schapen) , waar de regels gewoon hard zijn: “Stamboekwerking houdt in dat er volgens bepaalde standaardeisen dient gefokt te worden. Zo moet de schofthoogte op 24 maanden ouderdom van een dwerggeitbok tussen 40 cm en 55 cm liggen en bij een dwerggeit tussen 35 cm en 50 cm. Voldoen de dwerggeiten niet aan deze hoogtestandaard, dan worden ze uitgesloten uit het stamboek.” Kijk dat zijn nog eens regels en zie je bijna bij alle rassen waar iets van Dwerg, Klein of Mini bij staat toch?

Nu wordt het nog moeilijker, want we willen dus volgens De Standaard een mooi klein geitje die harmonieus is en daar zit net de grootste moeilijkheid. Het was jaren geleden “gemakkelijker” om ze groter (en langer) te fokken, maar om ze nu klein te fokken met de JUISTE VERHOUDINGEN, dat is de sublieme uitdaging. Als we de maatverhouding uit De Standaard er weer bijpakken dan heeft een volwassen dwerggeit een diepte van 48% van de hoogte. Dit houdt dus in dat het van grond naar de onderkant van de borst 52% moet zijn. In werkelijkheid en optisch dus een dier die nog altijd in verhoudingen meer benen heeft dan borstdiepte (verhoudingsgewijs hooggesteld). De lengte van het volwassen dier is gewenst tussen de 18 en 25% meer dan de hoogte. Dit betekent dat een geitje van 50 cm tussen de 59 en 62,5 cm lang moet zijn. Tevens weten we dat een jong dier en vooral lammetje in verhouding zeker nog langere benen heeft en een korter lichaam, dus zal daar het beeld van een iets hooggesteld dier die nog niet de lengte heeft nog vaker optreden. Als we teveel op klein zouden gaan fokken en daarbij al langer, dan moet ik altijd denken aan de teckel en dat moeten we echt zien te voorkomen! Alhoewel het opzich best mooie beesten zijn…

Dan nog even paar vergelijkingen met andere rassen. Zelf vergelijk ik een geit qua voeding altijd met een koe en kom zelf ook van de boerderij en mijn broer is fanatiek boer, dus over voeding kun je dan veel van elkaar leren. Echter als we het plaatje van een topkoe pakken, dan zie je dat een koe qua bovenbelijning super strak is, alleen die hals(aanzet) vinden wij natuurlijk niet mooi.

Geef mij dan maar mijn favoriete dier en dat is de kleine maat Hackney. Hier zie je een mooi voorbeeld van een dier die enorm de hals er op heeft. Zelfs zo erg dat de hals helemaal boven het lichaam staat en dit is niet alleen meer de hals, maar het complete schoudergewricht buigt mooi mee. Hier zie je ook dat als een dier echt verheven is en enorm soepel moet bewegen, het volgens mij niet mogelijk is om een kaarsrechte rug in het dier te fokken.

Tevens zie je bij deze vergelijkingen ook heel mooi dat de bouw en de show ervan veel bijdraagt aan de hoogtemaat en vooral meting daarvan. De hoogtemaat wordt bepaald door het hoogste punt van de schoft en wordt bij de geit en bok gemeten achter de voorbenen langs omhoog. Bij “de koe” is dat geen probleem en de rug is eigenlijk Ă©Ă©n rechte lijn. Bij de hackney heb je al een probleem. Want daar zit je dan midden in de nek te meten. Dit fenomeen vindt ook plaats bij onze metingen en vooral bij de bokken. Een bok die de hals er heel mooi op heeft en goed in conditie cq bespiering zit, die maakt daar zijn front al en zal dus met meten “ongunstiger” worden gemeten dan een dier die de hals er meer “voor” heeft staan.

Scroll naar boven